Als u zand, grond of baggerspecie tijdelijk gaat opslaan of wilt hergebruiken/toepassen, denk dan altijd aan het volgende:
- Doe altijd naar verdenkingen op bodemverontreinigingen.
- Ga na of de toepassing/hergebruik van de grond nuttig is. Neem bij twijfel contact op met de .
- Als u twijfelt of onderzoek naar de kwaliteit van het zand, grond of baggerspecie uitgevoerd moet worden, of dat gebruik kan worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart, neem dan contact op met de met de .
- Laat een kwaliteitsonderzoek altijd uitvoeren door een erkend onderzoeksbureau.
- Het toepassen van grond moet voldoen aan het gemeentelijke grondstromenbeleid. De kwaliteit van de toe te passen grond en de ontvangende bodem op de toepassingslocatie moet bekend zijn. Dit moet worden aangetoond met een binnen het Besluit bodemkwaliteit erkend bewijsmiddel.
- Kijk of er nog speciale regels vanuit andere gelden. Bijvoorbeeld moet er voorafgaand aan de tijdelijke opslag, ontgraving of toepassing een omgevingsvergunning worden aangevraagd, of is er sprake van een zogenaamd beschermingsgebied (archeologie, natuur, aardkundige waarden).
- Meldt uiterlijk 1 week voor de start van de werkzaamheden het tijdelijk opslaan van gronden baggerspecie en het toepassen van de zand, grond of baggerspecie via het Omgevingsloket.
Neem altijd contact op met de waarin de toepassingslocaties is gelegen bij de volgende situaties:
- De transporteur kan geen transportgeleidebiljet overleggen.
- Er is geen bewijsmiddel aanwezig van de kwaliteit van het materiaal dat tijdelijk wordt opgeslagen of wordt toegepast of er is geen meldingsnummer op het transportgeleidebiljet aanwezig.
- Als bij uitvoering van grondverzet blijkt dat de grond mogelijk verontreinigd is met bijvoorbeeld minerale olie of als er asbestverdachte of andere bodemvreemde bijmengingen in de grond worden aangetroffen.
- U bent van plan grond toe te passen met repeterende vrachten, in omvangrijke toepassingen (bijvoorbeeld het dempen van sloten, ophogen van landerijen of het vullen van voormalige kelders).
Op 8 juli 2019 is een Handelingskader in werking getreden voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. Het Handelinkskader is geactualiseerd. De initiatiefnemers van grondverzet moeten de kwaliteit van de grond voor PFAS inzichtelijk maken in te verzetten grond en baggerspecie, die op of in de landbodem of in het oppervlaktewater wordt toegepast. In het Handelingskader zijn voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-gehalten gedefinieerd, evenals toepassingsnormen in verschillende toepassingssituaties.
Voor toepassing van grond en baggerspecie in deze gemeente moet de toe te passen grond en baggerspecie worden onderzocht op PFAS-verbindingen. De toe te passen grond en baggerspecie op of in de landbodem moet voldoen aan de voorlopige landelijke achtergrondwaarden voor PFAS-verbindingen: 1,9 μg/kg ds voor PFOA (perfluoroctaansulfonzuur; gebruikt in blusschuim) en 1,4 μg/kg ds voor de rest van de PFAS-verbindingen.
In waterwin- en grondwaterbeschermingsgebieden gelden strengere eisen (0,1 μg/kg ds of de door de gemeente vastgestelde gebiedskwaliteit).
Vanaf de inwerkingtreding van de Omgevingswet meldt u bodemactiviteiten zoals graven in de bodem en het toepassen van grond of baggerspecie via het Omgevingsloket van het Digitaal Stelsel Omgevingswet (DSO) en niet meer via het landelijke Meldpunt bodemkwaliteit.
MELDEN via het omgevingsloket
Toepassen (gekeurde) grond
Uitgangspunten bij het toepassen van grond en baggerspecie zijn:- Er is sprake van een nuttige toepassing.
- Het toepassen van grond moet voldoen aan het gemeentelijke grondstromenbeleid. De kwaliteit van de toe te passen grond en de ontvangende bodem op de toepassingslocatie moet bekend zijn. Dit moet worden aangetoond met een binnen het Besluit bodemkwaliteit erkend bewijsmiddel.
- het toepassen van grond moet worden gemeld, tenzij sprake is van minder dan 50 kubieke meter schone grond, een particulier de grond toepast of dat een landbouwbedrijf grond toepast van binnen het eigen landbouwbedrijf en waarop vergelijkbare gewassen zijn geteeld.
- Zoek op het adres of postcode in de kaart waar grond vrijkomt. De popup die verschijnt geeft informatie over het gebied waar de locatie toe behoort.
- Vervolgens klikt u op de ('Klik hier')-link. U krijgt een nieuw popup-venster te zien.
- U kiest één van de bodemlagen waar de grond wordt ontgraven.
- Daarna wordt in een ander internettabblad de toepassingsmogelijkheden van de (te) ontgraven grond in kaart aangegeven.
Bij grond afkomstig van binnen de gemeente Delft gelden de gemeentelijk vastgestelde regels. Deze regels zijn afhankelijk van de specifieke
ontgravingslocatie en van het beleid in de gemeente waar de toepassingslocaties is gelegen.
Voor het bepalen van de toepassingsmogelijkheden van de partijgekeurde grond van binnen de gemeente Delft:
- Dient u eerst de gebiedsspecifieke te bepalen.
- Daarna gaat u naar de kaartlagen en selecteert u de 'Toepassingskaart' van de betreffende bodemlaag waar de grond wordt toegepast.
- Zorg dat de andere kaartlagen uitstaan, zodat geen vlakken overlappen.
- Op basis van de indicatieve ontgravingsklasse kunt u voor de gemeente Delft bepalen waar u de grond kunt toepassen.
Verspreiden baggerspecie op aangrenzen perceel
In de Waterwet en de Keur van waterschappen is geregeld dat de aangrenzende percelen van watergangen een ontvangstplicht hebben. Voorafgaand aan het verspreiden van de baggerspecie over het aangrenzend perceel moet de kwaliteit van de baggerspecie worden getoetst. Bij de normstelling van deze toets wordt rekening gehouden met de milieueffecten van meerdere stoffen tegelijk. De Maximale Waarden voor het verspreiden van baggerspecie op zijn opgenomen in tabel 1 uit bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft voor haar beheergebied een waterbodemkwaliteitskaart gemaakt.
Ook moet worden voldaan aan de emissietoetswaarden zodat wordt voorkomen dat er onaanvaardbare uitloging van stoffen naar de onderliggende bodemlaag kan plaatsvinden. Ten slotte moet worden aangetoond dat de grond die wordt verwerkt in de leeflaag van de grootschalige bodemtoepassing voldoet aan de toepassingseisen van de locatie waar de grootschalige bodemtoepassing wordt gerealiseerd. De kwaliteit van de grond die in de leeflaag wordt toegepast moet voldoen aan de in deze nota bodembeheer geldende toepassingseisen (gebiedsspecifiek).
Voorafgaand aan de uitvoering moet een Veiligheidskundige de definitieve veiligheidsklasse vaststellen.
Bij grondverzet kan ook nog andere wetgeving van toepassing zijn.
- Wet ruimtelijke ordening (Wro), wordt op termijn vervangen door de Omgevingswet. Een omgevingsvergunning voor de activiteit uitvoeren van een werk (vroeger: aanlegvergunning) in het kader van het bestemmingsplan.
- Ontgrondingenwet, wordt op termijn vervangen door de Omgevingswet. De ontgrondingenwet en -verordening reguleren de winning van oppervlaktedelfstoffen als zand, klei en grind voor de bouwproductie.
- Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO), wordt op termijn vervangen door de Omgevingswet. Vergunning (activiteit milieu) voor bijvoorbeeld de opslag van grond.
- Waterwet. In de Waterwet wordt het beheer van oppervlaktewater en het grondwater geregeld. De saneringsregeling voor waterbodems is ook in deze wetgeving opgenomen. De Waterwet verbetert de samenhang tussen de ruimtelijke ordening en het waterbeleid. Bij het toepassen van grond of baggerspecie in oppervlaktewater of het hergebruik van baggerspecie op de landbodem moet rekening worden gehouden met de Waterwet.
- Woningwet, wordt op termijn grotendeels vervangen door de Omgevingswet. In deze wet wordt het bouwen op verontreinigde bodem (grond en grondwater) getoetst of geregeld.
- Besluit gebruik meststoffen (Bgm). Bij het toepassen van compost of zwarte grond zijn (aanvullende) kwaliteitseisen gesteld.
- Monumentenwet, wordt op termijn grotendeels vervangen door de Omgevingswet. In deze wet is het verdrag van Malta opgenomen. Bij grondverzet moet rekening worden gehouden met archeologische waarden. Op kaart moet de gemeente een overzicht geven van bekende archeologische vindplaatsen. Bij grondverzet moeten andere bronnen zoals bijvoorbeeld de stadsarcheoloog te worden geraadpleegd.
- Wet natuurbescherming, enkele bepalingen gaan op termijn over naar de Omgevingswet. Deze wet vereist dat in planvorming rekening wordt gehouden met de aanwezige flora en fauna. Voor een groot aantal expliciet beschermde soorten is bepaald welke handelingen niet zijn toegestaan. Daarnaast is in de wet een algemene zorgplicht opgenomen, die aangeeft dat de negatieve gevolgen van ieders handelen op de aanwezige (beschermde) flora en fauna voorkomen of zo veel mogelijk beperkt moet worden.
- Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WIBON). Doel van de WIBON is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen 9zoqals bijvoorbeeld: water-, elektriciteits-, gas-, en telecomleidingen) te voorkomen. Bij machinale graafwerkzaamheden is een KLIC-melding verplicht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit. De regels voor het werken in verontreinigde grond liggen vast in de Arbowetgeving. Met name in het Arbobesluit zijn regels opgenomen die werken met gevaarlijke stoffen veilig moeten houden. In het Arbobesluit, hoofdstuk 2, afdeling 5 wordt aangegeven welke verantwoordelijkheden opdrachtgevers, ontwerpende partijen en werkgevers hebben ten aanzien van veilig en gezond werken.
De bodemkwaliteitskaart geeft voor de gemeente de verwachte chemische bodemkwaliteit weer voor de bodemlaag vanaf het maaiveld tot en met 2 meter diepte. In de nota bodembeheer zijn de regels en procedures beschreven voor het tijdelijk opslaan van grond en het toepassen van grond en het verspreiden van baggerspecie binnen het beheergebied.
- Als er grond vrijkomt uit het traject diper dan 2 m-mv, gelden in principe dezelfde regels als voor de bovenliggende bodemlaag. Aangenomen mag worden dat de (diepere) ondergrond gelijk van kwaliteit of schoner is dan de bodem erboven.
- Als er grond wordt toegepast in de laag dieper dan 2 m-mv, moet de grond voldoen aan de Achtergrondwaarden, AW2000 (schone grond). Dit moet worden vastgesteld door middel van een (in-situ) partijkeuring.
Wegbermen BKK-zone 16
Ondanks dat de zone voldoende analyses bevat voor zonering gaat de gemeente Delft voorzichtig om
met grondverzet uit deze zone. De ontgravingskaart kan, behalve voor
grondverzet in zone 16 zelf of naar zone 17, niet als bewijsmiddel worden gebruikt voor de
kwaliteitsklasse van de grond die ter plaatse van deze bermen vrijkomt. De milieuhygiënische
kwaliteit van uit bermen vrijkomende grond, waarvan men voornemens is om deze elders opnieuw
toe te passen, dient voor alle overige zones met een specifiek onderzoek/partijkeuring (zie bijlage 8 van de
nota bodembeheer) te worden aangetoond.
Voor de begrenzing van de bermen wordt aangesloten bij een
figuur, afkomstig uit
een brief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.
Indien grond uit Delft wordt toegepast in deze zone (aanvulling) kan worden voldaan aan de LMW van deze
zone, zijnde kwaliteitsklasse Industrie.
Overige wegbermen binnen Delft
De restrictie zoals beschreven bij de wegbermen van BKK-zone 16 geldt niet voor wegbermen in de overige zones, waarbij wèl
de ontgravingskaart als bewijsmiddel geldt voor de kwaliteitsklasse van de grond die vrijkomt. Voor het toepassen van grond
uit Delft gelden de LMW van de toepassingszone.
Wegconstructie
In overleg met de gemeente Delft kan de BKK-zoneoverschrijdende bodemfunctie Infrastructuur worden toegekend aan
infrastructurele projecten in de gemeente Delft. De functie Infrastructuur is van toepassing bij wegen onder de verharding.
De LMW betreft in dit geval de kwaliteitsklasse Industrie.
Spoor BKK-zone 17
Voor de boven- en ondergrond van zone 17 geldt dat de P95 groter is dan de Interventiewaarde. Op basis van de ontgravingskaart
is de bovengrond niet toepasbaar. Er moet altijd een partijkeuring of specifiek onderzoek worden uitgevoerd,
alvorens grondverzet mogelijk is. Indien grond uit Delft wordt toegepast in deze BKK-zone (aanvulling) kan worden voldaan aan de
LMW van de zone, zijnde klasse Industrie.
De onderstaande '3 staps toets' moet worden gebruikt om te bepalen of grond van buiten de gemeente mag worden toegepast:
- toets aan ontgravingskwaliteit,
- toets aan de bodemfunctieklasse,
- toets aan de LMW (gebiedsspecifieke toepassingseis).
BKK's andere gemeenten
Een conform de Richtlijn bodemkwaliteitskaarten opgestelde en vastgestelde BKK van een andere gemeente kan als bewijsmiddel
worden gebruikt als deze erkend (geaccepteerd) is door de gemeente Delft. Het moet dan wel gaan om grond afkomstig van onverdachte locaties.
Of de grond kan worden toegepast wordt vastgesteld met de '3 staps toets'.
De bevoegdheid voor het erkennen van BKK's van andere gemeenten of overheden is gedelegeerd aan het college.
Waterbodemkwaliteitskaart Hoogheemraadschap Delfland (HHD)
In 2015 heeft het HHD voor haar beheergebied een waterbodemkwaliteitskaart (WBKK) bestuurlijk vastgesteld. Deze kaart geeft informatie
over de kwaliteit van vrijkomende bagger die mogelijk toegepast kan worden op de landbodem. Met een WBKK worden tijd
en kosten bespaard bij het op diepte houden van sloten en vaarten en verwerking van bagger. De gemeente Delft erkent deze WBKK
als wettig bewijsmiddel in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.
Voor baggerspecie uit de gemeente Delft kan getoetst worden aan de LMW. Voor bagger van buiten de gemeente moet getoetst worden aan de '3 staps toets'.
Voor meer informatie over deze kaart of het baggerregime kunt u contact opnemen met het Hoogheemraadschap van Delfland.
- van een voor bodemverontreiniging niet-verdachte locatie (volgend uit de ; én
- niet tussentijds is bewerkt (bijvoorbeeld samengevoegd met andere partijen grond van verschillende kwaliteit);
Indien dit niet kan worden aangetoond, dan moet de grond worden gekeurd (zie bijlage 8 van de nota bodembeheer) en moet op basis hiervan worden vastgesteld of de grond mag worden toegepast. Voor het opslaan en opbulken van grond, zie bijlage 9a en 9b van de nota bodembeheer).
Kleine individuele partijen grond kunnen zonder vergunningplicht en BRL 9335 regels worden verzameld tot een partij grond van maximaal 25 m3, bijvoorbeeld in een container voor de deur. Vervolgens moet de verzamelpartij grond worden gekeurd (zie bijlage 8 van de nota bodembeheer) of worden aangeboden aan een grondbank die is gecertificeerd en een ministeriële erkenning heeft voor de BRL 9335. Voor adressen van erkende inzamelpunten van aarde, grond en zand, zie hier.
Hergebruik
Het is ook mogelijk om kleine partijen vrijkomende grond op basis van de
grondstromenmatrix te hergebruiken.
Dit dient wel te worden
gemeld.
Ook bestaat hierbij de mogelijkheid deze kleine partijen op basis van de
BKK samen te voegen tot boven de 25 m3, mits ze een overeenkomstige ontgravingskwaliteit hebben en het geen zone betreft waar de P95 groter is
dan de Interventiewaarde (bijvoorbeeld twee niet-verdachte partijen uit dezelfde bodemkwaliteitszone). In zones waar grond vrijkomt met een P95 groter
dan de Interventiewaarde moet een partijkeuring worden uitgevoerd.
De gemeente Delft staat het toe dat bij het niet aanwezig zijn van een nulsituatie onderzoek de BKK mag worden gebruikt bij de interpretatie van de resultaten van het eindsituatie onderzoek. Het eindsituatie onderzoek mag worden getoetst aan de gemiddelden van de bodemkwaliteitszone waarin de locatie is gelegen, of aan de AW als het gemiddelde van een stof lager is dan de AW. Indien de binnen de inrichting gebruikte stoffen niet zijn opgenomen in de BKK, dan mogen deze stoffen niet hoger zijn dan de AW.
Gezien ervaringen uit de praktijk is het onvermijdelijk dat bij tijdelijke uitname van grond bij werkzaamheden aan kabels, leidingen en riolering enige vermenging van boven- en ondergrond plaatsvindt (zie figuur).
Bij het ontgraven en terugplaatsen van de grond dient de zorgplicht van artikel 13 Wet bodembescherming in acht te worden genomen en de bepalingen in beschreven in par. 6.3 van de nota.
Als in de toe te passen grond meer dan 20 gewichtsprocent aan bijmenging wordt aangetroffen dient het eerst te worden gezeefd, voordat het kan worden toegepast. Het is niet verplicht om de kwaliteit van de partij na zeven opnieuw vast te stellen.
In jongere woonwijken wordt een maximaal gewichtspercentage van 10% bodemvreemd materiaal gehanteerd en in recreatie- en landelijk gebied 2%. Uitgangspunt hierbij is dat de fysische kwaliteit van de bodem in kwestie, uitgedrukt in percentage bodemvreemd materiaal, niet mag verslechteren. Afhankelijk van de toepassingslocatie kan de gemeente Delft een strengere norm stellen of nadere regels stellen over soorten bodemvreemd materiaal.
Maximale bijmenging bodemvreemd materiaal (gewichts%) is per zone bepaald:
- Voor de zones 01, 02, 06 t/m 09, 16 en 17 gelden een maximaal gewichtspercentage van 20%
- Voor de zones 03 t/m 05 en 10 t/m 13 gelden een maximaal gewichtspercentage van 10%
- Voor de zones 14 en 15 gelden een maximaal gewichtspercentage van 2%
Indien in de bodem puin aanwezig is, dient voldoende aandacht te worden besteed aan onderzoek naar asbest conform de NEN 5707 en/of NEN 5897. Bij het ontbreken van onderzoek naar asbest moet goed en volledig via vooronderzoek worden gemotiveerd waarom de grond ondanks het aanwezige puin als asbest onverdacht beschouwd kan worden. Indien de verdachtheid op asbest middels vooronderzoek niet voldoende is weg te nemen, dan is asbestonderzoek noodzakelijk conform de vigerende protocollen.
Voor asbest in grond geldt als generieke toepassingseis maximaal 100 mg/kg. De gemeente Delft hanteert deze generieke toepassingseis. Voor plaatsen met een gevoelig bodemgebruik (moestuinen, volkstuinen en onverharde kinderspeelplaatsen) geldt bovendien dat de aan te brengen grond geen zintuiglijk waarneembaar asbest mag bevatten.